aars (de ~ (m.), aarzen) 1 anus aars·ma·de (de ~) 1 kleine, draadvormige ingewandsworm aars·vin (de ~) 1 ongepaarde vin die aan de buikzijde van vissen in de nabijheid van de aars zit
Dus.... Meervoud is dus aarzen
En kan iemand me die ****ing kanye west obsessie uitleggen ?
‘Het werkwoord aarzen’ zegt de schrijver ‘komt in zamenstelling onderscheidene malen voor.’ Ook buiten samenstelling ontmoet men dit werkwoord, o. a. bij Bredero in de beteekenis van achteruitgaan, welke het in de voorbeelden, door Dr. De Jager opgegeven, niet heeft.
…… dan ist: trect aen mijn leerzen, Stout, jongh! jy treckt te stijf, wilt nu weerom wat eerzen. Het daghet, bl. 21.
In dit voorbeeld heeft eerzen de zelfde beteekenis als het afgeleide aarzelen.
Bij Lancelot ontmoet men ook den vorm arselen.
Hi arselde allettel over voet Tot enen berge, die daer stoet,
[p. 43]
Daer men hem van achter niet En conde gedoen en geen verdriet. B. II, vs. 38971.